
Jurisprudentie
BB6928
Datum uitspraak2007-11-01
Datum gepubliceerd2007-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/654764-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/654764-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank heeft wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de verkrachting van een verstandelijk gehandicapte vrouw. De verklaring van verdachte, inhoudende dat er sprake was van vrijwillig seksueel contact waarbij het initiatief uitging van de verstandelijk gehandicapte vrouw, acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op het niveau waarop het slachtoffer functioneerde alsmede gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf van twee jaren op.
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/654764-06
datum uitspraak: 1 november 2007
op tegenspraak
raadsman: mr. A.C. Huisman
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [Geboorteplaats en -datum],
wonende aan [Adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2007.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij op of omstreeks 28 oktober 2002, in de gemeente Groningen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis en/of een of meer vingers in de vagina en/of de anus van die [Slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [Slachtoffer] op een bed heeft geduwd/gegooid, althans gebracht/gelegd en/of (vervolgens) de benen van die [Slachtoffer] (stevig) uitelkaar heeft gedrukt en/of gedaan en/of gehouden en/of (aldus) voor die [Slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 oktober 2002, in de gemeente Groningen, met [Slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [Slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [Slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis en/of een of meer van zijn vingers in de vagina en/of de anus van die [Slachtoffer] geduwd/gebracht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van verdachte heeft verweer gevoerd en heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Verdachte heeft ter terechtzitting - kort gezegd - verklaard dat hij op 28 oktober 2002 te Groningen seksueel contact heeft gehad met [Slachtoffer]. Hij heeft daarbij aangegeven dat dit contact op initiatief van deze [Slachtoffer] heeft plaatsgehad; zij zou hem hebben gestreeld en gekust en zou hebben gezegd: 'Neuk me'.
De rechtbank verwerpt het opgeworpen verweer en acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot dit oordeel op basis van de volgende bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De rechtbank heeft met toestemming van de verdediging en het Openbaar Ministerie, buiten aanwezigheid van de verdachte, diens raadsman en de officier van justitie, het videoverslag van het verhoor van [Slachtoffer] bekeken; deze [Slachtoffer] is verstandelijk gehandicapt en is gehoord door een gedragskundige in een zogenoemde interviewruimte voor het horen van jongen kinderen.
De rechters hebben bij het bekijken van dit videoverslag waargenomen dat [Slachtoffer] verklaart tegen haar wil te zijn gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Zij verklaart dat zij van de man die haar daartoe heeft gedwongen, niet mocht bellen of op een alarmknop mocht drukken, dat deze bewuste man haar op het bed heeft gegooid en dat hij haar benen met geweld uit elkaar heeft gedrukt. De rechtbank overweegt daarbij dat haar verklaring, mede gelet op de getoonde emoties, authentiek overkomt. Daaraan doet niet af dat deze [Slachtoffer] op detailniveau niet heel specifiek verklaart en het bijvoorbeeld heeft over iemand met blond haar, terwijl verdachte duidelijk geen blond haar heeft. Naar het oordeel van de rechtbank past dit gegeven bij hetgeen in het gedragskundig onderzoek over het niveau van functioneren van [Slachtoffer] wordt gerelateerd. De rechtbank heeft tevens waargenomen dat uit het taalgebruik en de sociale interactie tussen deze [Slachtoffer] en de verhoorder, valt af te leiden dat zij klaarblijkelijk verstandelijk gehandicapt is.
De rechtbank heeft hierbij tevens acht geslagen op de verklaring van gedragskundige
[Gedragskundige] d.d. 22 november 2002 die het interview met [Slachtoffer] heeft afgenomen en op basis van dat interview concludeert dat de verklaring van [Slachtoffer] geloofwaardig overkomt.
Voorts bezigt de rechtbank voor het bewijs de verklaring van de moeder van [Slachtoffer], [Moeder slachtoffer], waar deze verklaart dat haar dochter haar op 31 oktober 2002 heeft verteld tegen haar wil te zijn gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen en waar zij verklaart blauwe plekken op de binnenzijde van de kuiten van haar dochter te hebben gezien.
Als bijlage bij de vordering van de benadeelde partij is een schriftelijk stuk gevoegd, betreffende een medische verklaring van [Arts] d.d. 16 december 2002. Uit dit medische verslag blijkt dat de behandelend arts op 1 november 2002 tevens een viertal oude blauwe plekken op de achterkant van de onderbenen heeft waargenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank past dit bij de verklaring van aangeefster waar zij het heeft over het uit elkaar drukken van haar benen. Bovendien is uit het dossier niet gebleken dat de blauwe plekken op een andere wijze zouden kunnen zijn ontstaan.
Als bijlage bij het strafdossier is voorts gevoegd een rapport d.d. 23 oktober 2006 van een gedragskundig onderzoek naar [Slachtoffer]. Uit dit rapport blijkt dat [Slachtoffer] niet geneigd zal zijn direct op vreemden af te stappen; ook blijkt hieruit dat [Slachtoffer] op het onderdeel 'omgang met volwassenen' in relatie tot haar overig functioneren, op een laag niveau functioneert (haar gedrag komt dan overeen met dat van een kind van 18-36 maanden).
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte, voor zover deze inhoudt dat het initiatief - en met name de gebruikte bewoordingen - voor het seksueel contact van [Slachtoffer] is uitgegaan, ongeloofwaardig is.
Op basis van de hierboven genoemde wettige bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging verkregen dat verdachte [Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam door haar op haar bed te gooien en door haar benen stevig uit elkaar te drukken.
De rechtbank komt tot de navolgende bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 oktober 2002, in de gemeente Groningen, door geweld of andere feitelijkheden [Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis en/of vingers in de vagina en/of de anus van die [Slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte die [Slachtoffer] op een bed heeft geduwd/gegooid, en vervolgens de benen van die [Slachtoffer] stevig uit elkaar heeft gedrukt.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Primair: Verkrachting.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ten laste van verdachte is bewezenverklaard dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het dwingen van een verstandelijk gehandicapte vrouw tot het ondergaan van seksuele handelingen die (mede) bestonden uit het anaal en vaginaal binnendringen van haar lichaam.
Dergelijke delicten vormen een grove inbreuk op het recht op de lichamelijke en psychische integriteit van de medemens. Daarbij komt dat slachtoffers van dergelijke delicten dikwijls hevige emotionele schade ervaren ten gevolge van het delict.
Uit de slachtofferverklaring die door de moeder van [Slachtoffer] is ingebracht blijkt dat de schade in dit specifieke geval heeft bestaan en bestaat uit gevoelens van woede, angst, onrust, wantrouwen en onbegrip bij haar dochter. Voorts is gebleken dat [Slachtoffer] (mede) tengevolge van het delict is verhuisd naar een voorziening met aanvullende begeleiding, enerzijds omdat zij zich in haar oude kamer niet meer veilig voelde en anderzijds omdat na het voorval permanente begeleiding noodzakelijk is gebleken. De rechtbank rekent verdachte deze gevolgen aan.
De rechtbank houdt tevens rekening met de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd en overweegt in dat verband dat het slachtoffer verstandelijk gehandicapt is en dat dit verdachte duidelijk moet zijn geweest. Verdachte heeft van de bijzondere kwetsbaarheid van deze vrouw op grove wijze misbruik gemaakt. Gelet hierop en mede nu verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict is de rechtbank - niettegenstaande de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht - van oordeel dat een werkstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Ook het gegeven dat de verkrachting vijf jaar geleden gepleegd is maakt dit niet anders.
De rechtbank zal verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [Slachtoffer], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
De bewuste vordering is niet door de benadeelde zelf ingediend, maar door [Moeder slachtoffer] namens de benadeelde partij. Nu echter niet blijkt van een bijzondere schriftelijke volmacht daartoe of van bijzondere vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Moeder slachtoffer], dient [Slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het onder primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren;
beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij
verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer], wonende te Groningen, in de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, J.M.M. van Woensel en A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van mr. J.H.S. Kroeze, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2007.